Integraal risicoprofiel
Het integrale risicoprofiel bestaat uit de strategische financiële risico’s, de beleidsmatige risico’s en de risico’s bij uitvoeringsprojecten. De risico’s worden ten minste twee maal per jaar herijkt (Begroting en Jaarrekening).
Strategische financiële risico's
De strategische financiële risico’s bestaan uit incidentele en structurele risico’s die niet worden afgedekt binnen beschikbare budgetten van de opdracht of het betreffende domein. Onderstaande tabel geeft een overzicht weer waarbij het verschil in omvang tussen de Begroting 2025 en Jaarrekening 2023 is opgenomen.
Structurele risico’s | Omvang risico Begroting 2025 | Omvang risico Jaarrekening 2023 | |
---|---|---|---|
Macro-economische ontwikkelingen | 8,0 | = | 8,0 |
Algemene dekkingsmiddelen | 3,8 | = | 3,8 |
Eindtotaal | 11,8 | = | 11,8 |
Incidentele risico’s | Omvang risico Begroting 2025 | Omvang risico Jaarrekening 2023 | |
---|---|---|---|
Verbonden partijen | 27,9 | = | 27,9 |
Natuur Netwerk Nederland | 17,5 | = | 17,5 |
Bedrijfsvoeringsrisico | 6,7 | ↓ | 6,9 |
Nazorg stortplaatsen | 2,3 | = | 2,3 |
Subsidie-uitgaven | 2,1 | ↑ | 1,8 |
Incidenten aan het provinciale areaal ((vaar)wegen) | 1,9 | = | 1,9 |
VTH risico | 1,3 | = | 1,3 |
Subsidieopbrengsten | 0,7 | = | 0,7 |
Leningen en garantstellingen | 0,5 | = | 0,5 |
Eindtotaal | 60,9 | ↑ | 60,8 |
Uit de tabellen is af te lezen dat de omvang van de incidentele risico’s is toegenomen met € 0,1 mln. De totale omvang van de structurele risico’s is gelijk gebleven.
Toelichting structurele risico's
Macro-economische ontwikkelingen (€ 8,0 mln)
Dit risico betreft de kans dat door macro-economische ontwikkelingen, zoals loon- en prijsontwikkelingen en rentekosten, lasten hoger worden dan geraamd. De risico’s zijn ten opzichte van de Jaarrekening 2023 gelijk ingeschat. Het risico op de prijsontwikkelingen wordt beheerst door nadere verfijning van het indexatiebeleid de komende jaren. Het risico met betrekking tot stijgende rentekosten wordt beheerst door standaard financiering voor lange termijnen aan te trekken (meestal 30 jaar) indien de meerjarige liquiditeitsprognose daar aanleiding voor geeft en deze lineair af te lossen.
Algemene dekkingsmiddelen (€ 3,8 mln)
Dit risico betreft de kans dat de inkomsten uit algemene dekkingsmiddelen, namelijk het provinciefonds en de motorrijtuigenbelasting, lager uit zullen vallen. Enerzijds zal dit risico op termijn kleiner geworden doordat het Rijk bij de voorjaarsnota duidelijkheid heeft verstrekt over de vrijstelling voor elektrische auto’s tot en met 2030. Door de vervroegde invoering van de nieuwe financieringssystematiek per 2024 voor de omvang van het provinciefonds, zijn de negatieve effecten voor het jaar 2026 en verder (het zogenaamde ravijn) gemitigeerd. Anderzijds blijft het onzeker of de nieuwe methode om de volume-ontwikkeling te baseren op een 10-jaars gemiddelde van het BBP, voor een vergelijkbare stijging van de omvang zal zorgen als voorheen. Per saldo blijft het risico voor 2025 onveranderd.
Toelichting incidentele risico's
Verbonden partijen (€ 27,9 mln)
Dit risico betreft de kans op waardedaling van de aandelen die de provincie heeft in verbonden partijen of het risico dat zij loopt door deelname in deze verbonden partijen. Het risico wordt voornamelijk bepaald door het deelnamerisico in Innovation Quarter (€ 13,9 mln), ENERGIIQ (€ 9,4 mln) en Grondbank Zuidplas (€ 3,7 mln). De huidige ontwikkelingen in combinatie met gemaakte afspraken geven geen aanleiding om het risico te veranderen ten opzichte van Jaarrekening 2023.
Natuur Netwerk Nederland (€ 17,5 mln)
De provincie is verantwoordelijk voor het realiseren van het Natuurnetwerk Zuid-Holland (NNN) door natuurgebieden te realiseren en met elkaar te verbinden. Daarvoor moet nog circa 3.200 ha natuurgebied en 110 km ecologische verbinding ingericht worden. Het risico is dat de provincie niet in staat is om binnen budget en per 2027 de natuuropgave te realiseren, zodanig dat de kwaliteit van de natuurgebieden weer voldoet aan de internationale natuurdoelen, klimaatbestendigheid en leefklimaat. Dit wordt onder meer veroorzaakt door de complexiteit in uitvoering (grondverwervingsprocedures, vergunningprocedures, veel stakeholders), de onderlinge verwevenheid van opdrachten (onder andere stikstof, bodemdaling) en beschikbare capaciteit. De provincie beheerst het risico door het actualiseren van de realisatiestrategie, het inzetten van de instrumenten vastgelegd in het provinciale Handelingskader NNN, zorgvuldige bestuurlijke samenwerking/afstemming met collega-overheden, terreinbeherende organisaties, waterschappen en andere belanghebbende partijen over een integrale aanpak, en continue beheersing van de business case van de NNN-opgave via scopemanagement en mijlpaalsturing (i.c. aantallen ha). Bij een integrale herziening van de business case in 2023 is gebleken dat er mogelijk een tekort ontstaat door hogere indexatie, vertragingskosten door m.n. complexe gebiedsprocessen en lagere grondopbrengsten. Het risico wordt ingeschat op maximaal € 35 mln, waarvoor nu een reservering is opgenomen van € 17,5 mln (50%) in het weerstandsvermogen. Dit is niet gewijzigd ten opzichte van de jaarrekening over 2023.
Bedrijfsvoeringsrisico’s (€ 6,7 mln)
De provincie loopt reguliere bedrijfsvoeringsrisico’s bij de uitvoering van haar taken. De risico’s met de grootste financiële impact zijn de risico’s met betrekking tot informatieveiligheid, datalekken en AVG. Van geringe impact zijn de risico’s met betrekking tot de uitvoering van de Wet Bibob en de Wet open overheid (Woo), als ook de risico’s inzake arbeidscapaciteit en personeel, loonkostenregelingen, mogelijke juridische claims en de organisatieverandering. Ten opzichte van de Jaarrekening 2023 is het risico afgenomen met € 0,2 mln door herijking van de omvang van mogelijke juridische claims. Deze risico’s worden beheerst door extra controles en verbetering van processen. Om de informatieveiligheid structureel te verbeteren worden o.a. de BIO en de ISO 27001 geïmplementeerd.
Nazorg stortplaatsen (€ 2,3 mln)
Dit risico is de kans dat er onvoldoende middelen beschikbaar zijn voor de wettelijke taak van de nazorg voor gesloten stortplaatsen. Enerzijds bestaat dit risico uit de kans dat het ingelegde kapitaal in Fonds Nazorg onvoldoende rendeert. Anderzijds bestaat de kans dat de beoogde doelvermogens in het Fonds Nazorg niet toereikend zijn voor de noodzakelijke nazorgvoorzieningen. Het risico is onveranderd ten opzichte van Jaarrekening 2023. De provincies hebben de intentie uitgesproken om te komen tot een uniformering van de rekenrente. Dit kan op termijn leiden tot een hogere dotatie aan de nazorgtaken, omdat een lagere rekenrente en een gelijkblijvend doelvermogen om een hogere inleg vragen. Een mogelijk financieel gevolg is momenteel nog niet te kwantificeren.
Subsidie-uitgaven (€ 2,1 mln)
De provincie loopt het risico dat meer subsidie moet worden uitgekeerd dan geraamd vanwege overcommittering (bij het programma Kansen voor West) of als beroep wordt gedaan op een specifieke regeling in de Uitvoeringssubsidie Herstructurering Bedrijventerreinen. Daarnaast bestaat het risico dat voorschotbetalingen als gevolg van faillissement of liquiditeitstekort niet meer teruggevorderd kunnen worden als niet aan de subsidievoorwaarden wordt voldaan. Dit risico is licht gestegen met € 0,25 mln. vanwege toegenomen kans op oninbare vorderingen.
Incidenten aan het provinciale areaal (wegen en vaarwegen) (€ 1,9 mln)
Dit risico betreft de kans dat op (herstel)kosten die kunnen ontstaan als gevolg van incidenten in het areaal, zoals schades door derden of natuurrampen, of bij onverwachte incidenten bij projecten in uitvoering. Zorgvuldige inrichting van het areaal, handhaving op basis van de (vaar)wegverordening en adequaat assetmanagement zorgen voor een beperkte kans; gevolgschades, zoals letselschade en schade aan objecten, zijn verzekerd. Het risico is onveranderd ten opzichte van Jaarrekening 2023.
VTH-risico (€ 1,3 mln)
Dit risico betreft de kans dat de provincie aansprakelijk wordt gesteld voor schadeclaims, onvoorziene kosten en/of (gevolg)schade die voortvloeit uit haar wettelijke taak van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). De uitvoering van de VTH-taken is ondergebracht bij de vijf Zuid-Hollandse Omgevingsdiensten. De provincie ziet er, als bevoegd gezag, op toe dat de omgevingsdiensten de provinciale beleidskaders volgens de Nota VTH uitvoeren en voldoen aan de geldende kwaliteitscriteria. Het risico is onveranderd ten opzichte van Jaarrekening 2023.
Subsidieopbrengsten (€0,7 mln)
Het risico is dat de provincie minder middelen vanuit het Rijk of de EU ontvangt om de toegezegde subsidies te kunnen financieren vanwege het (deels) vervallen van cofinanciering vanuit het Rijk (bv. MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)) of uitgaven die niet subsidiabel blijken (met name bij Europese subsidies). De omvang van dit risico is onveranderd ten opzichte van Jaarrekening 2023.
Leningen en garantstellingen (€0,5 mln)
Dit risico betreft de kans dat geldleners niet in staat zijn tot het terugbetalen van de door de provincie verstrekte leningen of leningen verstrekt door derden waarvoor de provincie garant staat ten gevolge van dreigende faillissementen. Dit risico is onveranderd ten opzichte van Jaarrekening 2023
Beleidsmatige risico's
Beleidsmatige risico’s hebben betrekking op het niet realiseren van provinciale beleidsdoelstellingen binnen de daartoe beschikbaar gestelde middelen. De beleidsmatige risico’s in deze paragraaf zijn opgenomen vanwege politiek/bestuurlijke importantie en/of om de ontwikkeling van deze risico’s in relatie tot de aangehouden buffers op het niveau van de begrotingsprogramma’s te kunnen blijven volgen.
OV-concessies
De provincie is concessieverlener voor het openbaar vervoer (OV) in Zuid-Holland. Het risico is dat het dienstverleningsniveau van concessiehouders niet kan worden gehandhaafd op het gewenste/gecontracteerde niveau, waardoor de beschikbaarheid en de betaalbaarheid van het OV in het gedrang komen. De reizigersaantallen laten een stijging zien, maar kennen een structureel lager niveau dan vóór de coronapandemie. Daarnaast hebben de concessiehouders te maken met stijgende kosten voor onder andere personeel, onderhoud en brandstof, die niet volledig worden afgedekt door indexatie van de exploitatiebijdragen. Dit risico is beperkt aangezien concessies ofwel recent zijn/worden aanbesteed, ofwel afspraken zijn gemaakt over het dienstverleningsniveau voor de resterende concessieperiode. Het Rijk heeft bovendien via de motie Bikker structureel geld toegekend om tariefstijgingen vanaf 2024 te voorkomen en een impuls te geven aan het regionaal OV. Het risico is met name actueel, omdat er mogelijk geen compensatie vanuit het Rijk komt voor de herijking van de OV-studentenkaart.
Stikstof
Om de forse overbelasting van stikstofdepositie in het kader van de Europese verplichting in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn in de Natura 2000-gebieden in Zuid-Holland te verminderen, nemen Rijk, provincie en andere partners/sectoren maatregelen. Het risico bestaat dat de maatregelen om de stikstofemissies en -deposities te laten dalen en natuurherstelmaatregelen (door TBO’s) onvoldoende (snel) tot uitvoering komen en/of niet de gewenste uitkomsten op leveren. Met als gevolg dat vergunningen voor activiteiten die stikstofemissie met zich meebrengen niet meer verleend kunnen worden. Rijksmaatregelen, zoals de landelijke stikstofbank en het uitkopen van piekbelasters, hebben nauwelijks effect op het creëren van stikstofruimte in Zuid-Holland. Bovendien loopt de termijn van het legalisatieprogramma PAS-melders af begin 2025. De koppeling van stikstofdoelen met andere doelen in NPLG creëert afhankelijkheid en kan leiden tot vertraging in afspraken en uitvoering van maatregelen. De uitvoeringskracht staat onder druk en er moeten keuzes gemaakt worden in verband met de beschikbare arbeidscapaciteit. De provincie beheerst dit risico door regie te voeren op generieke afspraken en een gebiedsgerichte aanpak samen met stakeholders gericht op stikstofreductie en natuurherstel voor zowel de onderdelen van het stikstofdossier die vallen binnen de scope van het NPLG als voor de onderdelen daarbuiten (zoals industrie en mobiliteit). Daarbij wordt nauw samengewerkt met de andere provincies (in IPO-verband) en Ministeries.
ZH-PLG
De provincie werkt aan het Zuid-Hollandse Programma Landelijk Gebied (ZH-PLG), de provinciale uitwerking van het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Het programma bevat plannen voor het landelijk gebied van Zuid-Holland die, samen met de plannen van de andere provincies, moeten leiden tot het behalen van de internationale en nationale doelen voor natuurherstel, waterkwaliteit en klimaat, zoals de Kaderrichtlijn Water en Vogelhabitatrichtlijn. De provincie heeft in de aanbieding van het Maatregelenpakket ZH-PLG aan het Rijk een aantal financiële, procesmatige en inhoudelijke randvoorwaarden gesteld om tot uitvoering te komen. Inmiddels heeft de minister van LNV middels een brief aan de Tweede Kamer financiële middelen toegezegd van €188 mln. voor de provincie Zuid-Holland voor het realiseren van maatregelen in het kader van ZHPLG. Het risico bestaat dat de in het voorontwerp voorgestelde uitgangspunten en maatregelpakketten onvoldoende (snel) tot uitvoering komen en daarmee de ambities en doelen niet worden behaald waarvoor de provincie wel (mede)verantwoordelijk is. Dit kan onder andere worden veroorzaakt door de grote inhoudelijke en politiek-bestuurlijke complexiteit van het programma vanwege de samenhang van te realiseren doelen en andere opgaven, zoals de Ruimtelijke Puzzel, pMIEK en NOvEX, en een heel breed en intensief gebiedsproces, waarin een beroep wordt gedaan op verschillende rollen van de provincie, namelijk partner en regisseur in het gebied. Dit vraagt veel van de organisatie, mede vanwege de samenloop met de implementatie van het opgavegericht organiseren en de krapte op de arbeidsmarkt. De eerste stappen ter beheersing zijn het doen van een uitvoeringstoets op de maatregelen en het opstellen van een afwegingskader, de inrichting van het programma binnen de provinciale organisatiestructuur en continue uitvoering van gebiedsprocessen.
Kaderrichtlijn Water (KRW)
De provincie Zuid-Holland werkt aan het gezond en veilig houden van de leefomgeving, waaronder het grond- en oppervlaktewatersysteem. In Europees verband zijn specifieke afspraken gemaakt over hoe een duurzame bescherming van grond- en oppervlaktewater gewaarborgd moet worden in de Kaderrichtlijn Water (KRW). Het risico bestaat dat de toestand van het grond- en oppervlaktewater in de provincie Zuid-Holland in 2027 niet (op alle onderdelen) voldoet aan de kaders zoals gesteld in de KRW. Doelrealisatie is sterk afhankelijk van de inzet van álle verschillende bestuurslagen met verantwoordelijkheden en bevoegdheden in relatie tot grond- en oppervlaktewater, een effectieve samenwerking van het KRW-programma met de niet-waterkolom en voldoende beschikbare arbeidscapaciteit binnen de provincie en de andere bestuurslagen. Indien in 2027 niet wordt voldaan aan de KRW, kan dit ertoe leiden dat een boete en/of een dwangsom aan Nederland wordt opgelegd. Daarbij kan het Rijk de provincie in gebreke stellen met eventuele financiële gevolgen, voor zover de aansprakelijkheid van Nederland het gevolg is van een verzuim van de provincie. Op korte termijn kan de provincie te maken krijgen met Woo- en handhavingsverzoeken rondom de vergunningsverlening voor milieubelastende activiteiten. Ter beheersing zet de provincie in op het organiseren van voldoende bemensing van de provinciale organisatie, zorgvuldige invulling van onze bevoegdheden (o.a. vergunningverlening, toezicht en handhaving) en onze rol als gebiedsregisseur, en het periodiek evalueren en zo nodig actualiseren van de water(beheer)programma’s in samenwerking met de betrokken bestuurslagen.
Informatietransitie
De provincie werkt aan de Informatietransitie met als doel het leggen van een stevig fundament voor de digitale transformatie in de opgaven en domeinen. Daartoe ontwikkelen we een duurzaam digitaal informatiebeheer en leggen we het fundament om datagedreven te werken binnen onze organisatie te borgen. Om de resultaten van de Informatietransitie ook op langere termijn te borgen ontwikkelen en implementeren we een I-governance en I-control besturings-instrumentarium.
Dit stelt ons in staat om in te spelen op actuele maatschappelijke ontwikkelingen door met relevante kennis, vaardigheden en op basis van met data onderbouwde besluiten, een verbindende rol te vervullen in de fysieke leefomgeving. Zonder deze investering in mensen, processen en middelen lopen we in toenemende mate het risico om onze rol onvoldoende effectief en efficiënt te kunnen vervullen en voldoen we in toenemende mate niet aan wet- en regelgeving. Op langere termijn lopen we daarmee het risico dat onze positie als middenbestuur marginaliseert.
De Informatietransitie is onderdeel van het antwoord op de vraag naar beheersing van dit risico. Het programma is opgezet als een organisatie-breed verandertraject, gericht op het realiseren van een verandering in de wijze waarop alle medewerkers in de organisatie kijken naar data en de manier waarop we gezamenlijk met data omgaan. Naast het bevorderen van het bewustzijn van het belang van een goede omgang met onze data en het beheren hiervan - en de rol van de medewerker daarin betekent dit ook het ontwikkelen van de digitale geletterdheid van alle betrokkenen.
Recente ontwikkelingen binnen de provincie (zoals het datalek 2023 in ons DMS) onderstrepen het belang van de uitvoering van de Informatietransitie. De resultaten van de Informatietransitie geven vorm en inhoud aan de definitieve oplossing van deze problematiek. Ook in 2025 zijn met name activiteiten rond het saneren van de grote hoeveelheid informatie geherprioriteerd, waarmee in technische zin het datalek ook voor de toekomst wordt gedicht.
Risico's in uitvoeringsprojecten
Naast de strategische financiële risico’s die beslag leggen op de weerstandscapaciteit worden risico’s ook door risicoreserveringen binnen de opdrachtbudgetten van uitvoeringsprojecten afgedekt. Dit betreft hoofdzakelijk de aanleg/verbeteringsprojecten en instandhoudingsprojecten binnen het Programma Zuid-Hollandse Infrastructuur (PZI).
In de afgelopen jaren zijn de aangehouden risicoreserves binnen de projectbudgetten en binnen het PZI voldoende geweest om tegenvallers als gevolg van bijzondere incidenten te kunnen opvangen. De totale risicoreservering binnen de projectbudgetten voor aanleg en verbetering bedraagt circa € 105,2 mln en voor beheer en onderhoud circa € 62 mln voor het opvangen van uitvoeringsrisico’s, zoals kabels en leidingen. Daarnaast zijn op programmaniveau een risicoreservering van € 67,3 mln beschikbaar voor tegenvallers en twee bijzondere risicoreserveringen, te weten € 39,5 mln voor de Rijnlandroute en € 42,8 mln voor het HOV-net Zuid-Holland Noord (zie ook: PZI 2025-2039).